zaterdag 10 september 2011

Wat kost een euro-exit?

"De euro is geen café waaruit je zomaar vertrekt", stelde EU-president Van Rompuy deze week. Toch lijkt een vertrek van Griekenland dichter bij dan ooit. Maar wat zijn de gevolgen?

De eerste knuppel, door een regeringsleider in het hoenderhok gegooid, kwam deze week van premier Rutte. In een brief aan de Kamer stelde hij dat landen die weigeren zich aan de begrotingsregels te houden de eurozone best mogen verlaten. Op termijn zouden eurolanden, als „de ultieme sanctie”, zo’n land ook eigenhandig de muntunie uit moeten kunnen knikkeren, schreef Rutte in een aanmerkelijk stevigere versie van zijn brief voor de opiniepagina van de Financial Times. Dat eruit knikkeren van landen kan op dit moment nog niet. Volgens de regels mogen eurolanden er alleen vrijwillig de brui aan geven, al dan niet na een vriendelijk doch dringend verzoek daartoe. Een vertrek uit de euro betekent dan wel meteen einde verhaal voor het EU-lidmaatschap.

Hoewel we de afgelopen jaren hebben gezien dat de regels rond de euro zo rekbaar zijn als trekdrop – zo zouden eurolanden nooit borg staan voor elkaar, zich natúúrlijk houden aan de begrotingsregels en zou de Europese Centrale Bank écht geen staatspapier opkopen van schuldenlanden – lijkt een gedwongen vertrek uit de euro voorlopig nog een politieke brug te ver.

Waarschijnlijker is dan de variant dat Griekenland, bijvoorbeeld doordat andere eurolanden weigeren zijn schulden nog langer te financieren, richting een ‘vrijwillig’ uitstappen wordt gedirigeerd,

Verzet tegen Griekenland neemt toe

De laatste dagen zwelt de roep aan om een vertrek van Griekenland uit de eurozone. De mogelijkheden om het land nog op een enigszins geloofwaardige wijze te helpen zijn tot een minimum gedaald, nu blijkt dat Athene opnieuw een loopje heeft genomen met hervormingsafspraken.

Bewindslieden in Nederland en Duitsland uitten zich de afgelopen dagen kritischer dan ooit over de Grieken. VVD-kopstuk Bolkestein drong zelfs openlijk aan op een vertrek van het Zuid-Europese land en de meeste burgers in onder meer Nederland, Duitsland, Finland en Oostenrijk lijken harder te willen vechten voor een eurozone zónder Grieken dan een mét. Wie een domino-effect wil voorkomen, doet er goed aan de wankelste dominosteen te elimineren, lijkt de gedachte.

Wat kost het vertrek van Griekenland?

Probleem is dat niemand weet wat exact de gevolgen zullen zijn van een Grieks vertrek. Er valt natuurlijk best het een en ander uit te rekenen, maar bij dergelijke vergaande stappen speelt psychologie vaak een grotere rol dan economie. Amerikaanse beleidsmakers hadden destijds heus wel nagedacht over de vraag of een faillissement van Lehman Brothers nu slim was of dom. Maar door de psychologische rollercoaster die erdoor in gang werd gezet, ging het besluit om de bank failliet te laten gaan de boeken in als een van de grootste financiële blunders aller tijden.

Afgelopen week deden de economen van de Zwitserse bank UBS een gooi naar een kostencalculatie voor een euro-exit, in een rapport dat begint met de opvallende opmerking: „De euro zou niet moeten bestaan.” Toch geldt volgens de Zwitsers dat, nu de eenheidsmunt er eenmaal is, een verdere fiscale integratie van de eurolanden „met een overweldigende waarschijnlijkheid” de enige overgebleven uitweg is.

Een uiteenvallen van de muntunie zou leiden tot hoge economische kosten, meent UBS. Zo zou een vertrek van Duitsland iedere Duitser direct al 6000 tot 8000 euro kosten en elk jaar daaropvolgend nog eens 3500 tot 4500 euro: een totaalverlies van 20 tot 25 procent van het binnenlands product. En dat terwijl het redden van Griekenland, Portugal en Ierland die Duitser ‘slechts’ 1000 euro kost.

Politiek risico veel groter

Maar volgens de bankiers zijn de economische kosten nog het minste reden tot zorg. Het politieke risico van een uiteenvallen van de eurozone achten ze vele malen groter. Een exit uit de euro kan leiden tot „sociale wanorde”, een „autoritair of militair” landsbestuur of zelfs „een burgeroorlog.” Ook andere economen, zoals de Amerikaanse hoogleraar Barry Eichengreen en econoom Erik Nielsen van UniCredit, stellen dat het vertrek van een land uit de eurozone vanwege een verwoestend sneeuwbaleffect zal leiden tot respectievelijk „de moeder aller financiële crises” en „totale chaos.”

Professor Joachim Voth: het valt allemaal wel mee!

En dan was daar gisteren ineens Joachim Voth, hoogleraar in economische geschiedenis in Barcelona, met een nogal relativerend schrijfsel in de Franse krant Le Monde. Volgens Voth zal de schade van een vertrek van enkele landen uit de eurozone bijzonder meevallen. Net zoals de „verschrikkelijke voorspellingen” nooit uitkwamen toen in de jaren dertig van de vorige eeuw landen massaal de koppeling van hun munten met goud (de gouden standaard) lieten varen.

„Dit bleek uiteindelijk het beste wat politici hadden kunnen doen”, aldus Voth. „Deflatie en harde saneringen stopten, overheidsschulden waren plots niet meer onhoudbaar, de economie ging weer groeien en de werkloosheid daalde.” Precies zó verwacht Voth dat een vertrek van een of meerdere landen uit de eurozone reuze zal meevallen.

En zo’n vertrek zit eraan te komen, daarvan is hij overtuigd: de euro kan volgens Voth alleen overleven als Duitsland, Oostenrijk, Nederland en Finland de schuldenlanden een blanco cheque overhandigen, óf deze landen op welhaast angstwekkende wijze gaan hervormen. Volgens Voth is „geen van beide opties politiek haalbaar.”

Wie heeft het bij het rechte eind?

Wie heeft er gelijk? De economisch-historicus of de zakenbankier met de zakjapanner? Wie het weet, mag het zeggen. Het vervelende is wél dat wanneer het UBS-rapport klopt, en eurolanden dus tot in het oneindige aan elkaar overgeleverd zijn, zelfs „de ultieme sanctie” waar Rutte voor de toekomst over rept, niets meer is dan holle retoriek.

G7 weten het niet en zijn verlamd door angst

De zeven belangrijkste industrielanden (G7) zijn het erover eens dat „een krachtig antwoord” nodig is om de wereldeconomie weer op het goede spoor te krijgen. Maar concrete maatregelen leverde hun overleg in Marseille niet op. Wel constateerden zij dat de problemen zo complex zijn dat één gezamenlijk antwoord niet mogelijk is.

"Wij staan voor een krachtig en gecoördineerd internationaal antwoord”, aldus de ministers van Financiën en directeuren van de centrale banken van de zeven na afloop van hun beraad. Dat is nodig om de afkalvende economische groei te ondersteunen en de schuldencrisis die zowel Europa als de Verenigde staten treft te bestrijden. Het gaat er volgens de G7 om een goede balans te vinden tussen conjuncturele steunmaatregelen en het terugdringen van de schuldenlast.

De landen moeten hun aanpak wel onderling afstemmen, maar ieder land moet bij het vinden van die balans ook naar de eigen omstandigheden kijken.

Geen opmerkingen: